Actieplan tegen de verarming van de cultuurwerkers
Geen optreden of tentoonstelling zonder voorbereiding. Maar kunstenaars worden steeds vaker alleen voor de prestatie zelf betaald. Een proefproject brengt daar verandering in, schrijven de sociale partners van de cultuursector.
Flexibiliteit zou goed zijn voor de groei, hoor je altijd. Groei voor wie? In het kunstenveld merken we een tegenovergestelde tendens: hoe meer het aandeel flexwerk groeit, hoe moeilijker cultuurwerkers het hebben. ‘Kunstenaars strijden tegen de onderbetaling’, kopte De Standaard (DS 9 augustus). Studies van de Oeso en de Internationale Arbeidsorganisatie geven het al langer aan: flexwerk brengt grotere onzekerheid en een lagere graad van sociale bescherming voor de werknemer mee.
Kunstenpunt, het steunpunt van de kunsten, trok in mei aan de alarmbel: ‘Wanneer artistiek succesvolle artiesten aan het einde van de maand nog onder de rode lijn van de armoedegrens vallen, is dat een belangrijk signaal dat het hele systeem van werken, samenwerken, verlonen en sociale bescherming aan herziening toe is.’
De onbetaalde werktijd neemt toe. De verloning van cultuurwerkers beperkt zich steeds meer tot de prestatie zelf: het optreden, de tentoonstelling of een draaidag. Voorbereidend werk, zoals de creatie, zelfstudie, opleidingen, overleg en administratie, is steeds meer voor eigen rekening. Dat duwt cultuurwerkers dieper in de werkloosheid, als opvangnet voor periodes tussen opdrachten.
Te weinig subsidies
De sociale partners – vakbonden en werkgevers – kennen die problematische evolutie al langer en ontwikkelden een actieplan precair flexwerk. De werkgeversfederatie overleg Kunstenorganisaties (oKo) en de vakbonden ACOD Cultuur, ACV Puls en ACLVB namen al enkele maatregelen om de koopkracht van flexwerkers te verbeteren.
Zo komt er een hogere eindejaarspremie en een aanvullend pensioen voor alle cultuurwerkers, inclusief de flexwerkers. De onderhandelingen over een verhoging van de dagbedragen, waarbij het minimumloon voor korte contracten aanzienlijk stijgt, zijn vrijwel rond. We rollen het charter fair practices verder uit: dat zet in op eerlijke praktijken en biedt een toolbox aan om die te bereiken.
Daar komt vanaf 1 september een proefproject bij om de onbetaalde werktijd terug te dringen. Het project wil de vergoeding van de voorbereidende werktijd stimuleren via reguliere dagcontracten. Dit najaar is er alvast een investering van 46.000 euro gepland. Zo zullen ook flexwerkers betaald kunnen deelnemen aan opleidingen bij het Sociaal Fonds Podiumkunsten, net zoals hun vast tewerkgestelde collega’s.
Volgend voorjaar volgt een evaluatie. Als het project succesvol is, komt er een uitbreiding naar andere onbetaalde werkperiodes, zoals de sectorale overlegmomenten. Dat flexwerkers dat doorgaans onbetaald moeten doen, beperkt hun democratische inspraak en draagvlak. Idem voor alle andere overlegmomenten met organisaties.
Dit proefproject kan niet alle hiaten opvangen. De sociale partners willen vooral het goede voorbeeld geven aan de sector. Tegelijk willen ze de volgende minister van Cultuur op zijn verantwoordelijkheid wijzen. De aanhoudende onderfinanciering is de hoofdoorzaak van de precaire arbeidsomstandigheden. Als het beleid een flexibelere arbeidsorganisatie wil, dan moeten de middelen flexibel meegroeien.
Met de laatste ronde van de projectsubsidies ging het helaas de andere kant op. Bij zijn exit als minister van Cultuur liet Sven Gatz (Open VLD) een grote teleurstelling na. Hij bracht de projectsubsidies van drie naar twee rondes en maakte 1,4 miljoen euro minder vrij. Van het recordaantal aanvragen (520 projecten) werden er 90 gehonoreerd. Dat is amper 17 procent.
Morele cao
Het actieplan precair flexwerk zal pas echt een succes zijn als het eenzelfde beleidsmatige evolutie op gang weet te brengen als de Fair Practice Code in Nederland. De kunstensector lanceerde die code in 2017 als kader voor duurzaam, eerlijk en transparant werken. Deze ‘morele cao’, zeg maar, won voor de zomer flink aan belang toen de nieuwe Nederlandse minister van Cultuur, Ingrid van Engelshoven, besliste om ze als voorwaarde in haar beleid op te nemen. ‘Wie niet aan de richtlijn voldoet, krijgt geen subsidie’, klonk het.
Het zou al helpen mocht het Vlaamse beleid bij de subsidiëring van goedgekeurde dossiers het volledige gevraagde bedrag toekennen. Cultuurwerkers die hun gehonoreerde project willen uitwerken, moeten meestal zelf opdraaien voor dat tekort. Het is ook hoog tijd dat de overheid na de toekenning van middelen controleert of cultuurwerkers wel volgens de cao’s werden betaald. Zo niet, kiest Vlaanderen voor een bonus op de kap van onderbetaalde artiesten die onze regio internationale faam geven met hun kwaliteitsvolle werk. Flanders, state of the art?
Ondertekend door:
Liesbeth Dejonghe, (oKo), Maarten Bresseleers (Podiumkunsten.be), Ine Hermans (ACV PULS), Tommy Jonckheere (ACLVB) Robrecht Vanderbeeken (ABVV-ACOD Cultuur).